Natuurinclusief Bouwen

Natuurinclusief Bouwen

 

Wat is natuurinclusief bouwen?

 

Bij natuurinclusief bouwen kun je het beste denken aan de integratie van de natuur in de bouw. Hierbij kijken we naar de natuurlijke omgeving en zorgen we ervoor dat het gebouw hierop aansluit. Praktijk voorbeelden zijn het plaatsen van inbouwstenen of nestkasten voor vogels, vleermuizen, insecten en diverse zoogdieren. Ook het laten groeien van vegetatie op daken of gevels en het beperken van lichtvervuiling telt als natuurinclusieve bouw.

Het doel van natuurinclusief bouwen is de biodiversiteit binnen het bebouwingsgebied te behouden en het liefst te vergroten. Biodiversiteit is een breed begrip en hierbinnen wordt er bij natuurinclusief bouwen voornamelijk gedoeld op biodiverse diensten. Deze diensten zijn:

  • De bestuiving van bloemen op planten en bomen. Dit is terug te zien in de nadruk op het integreren van nestkasten en insectenhotels door middel van bijvoorbeeld inbouwstenen.
  • Natuurlijke waterzuivering. Wanneer het regent, vangt het water een hoeveelheid vervuilde deeltjes uit de lucht op. De vegetatie, bodem en organismen absorberen dit en zuiveren water zo op een natuurlijke manier.
  • Absorptie van CO2 of koolstofdioxide. Planten gebruiken CO2 en water als grondstof voor het produceren van bestanddelen die nodig zijn voor de ontwikkeling van hun bloemen, bladeren en wortels.

In 2017 heeft de Wet natuurbescherming de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet vervangen waardoor het behoud van bestaande biodiversiteit, op het moment van schrijven, een verplichting is. Naast deze verplichting helpt een vergroting van de biodiversiteit door natuurinclusief bouwen bij de vergunningsaanvraag.

 

 

Checklist Natuurinclusief bouwen

 

De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging heeft een checklist opgesteld voor het natuurinclusief bouwen. Deze lijst is geïnspireerd door de Greenpoint lijst uit Malmö, Zweden en wordt aangeraden te hanteren door het RVO tijdens de bouw.

Checklist KNNV

De checklist van het RVO en KNNV is als volgt:

  1. Alle gebouwen hebben groene daken
  2. Ieder appartement heeft een nestkast voor vogels of insecten.
  3. Ieder appartement heeft ten minste 2 m² ingebouwde bloembakken of groeiplaatsen op het balkon.
  4. Er zijn voorzieningen voor vleermuizen in en om het gebouw.
  5. Alle muren zijn waar mogelijk bedekt met (klim)planten.
  6. De gevels van de gebouwen hebben nestgelegenheid voor zwaluwen of huismussen.
  7. De biotopen op het terrein zijn ontworpen als natte natuur.
  8. De biotopen op het terrein zijn ontworpen als droge natuur.
  9. De biotopen op het terrein zijn ontworpen als semi-natuurlijk.
  10. Er zijn habitats en overwinteringsplaatsen voor amfibieën.
  11. Het hele jaar is er voedsel voor vogels beschikbaar.
  12. Er zijn voorzieningen voor insecten b.v. steenstapels, insectenhotel.
  13. De ontwikkelaars werken samen met ecologische experts.
  14. De vegetatie op het terrein heeft in elk seizoen bloeiende planten.
  15. De vegetatie op het terrein is rijk aan nectar en stuifmeel.
  16. Er is een rijke variatie aan voedsel (waardplanten) voor rupsen.
  17. Zorg voor variatie in de beplanting, maar niet meer dan vijf per soort.
  18. Alle planten hebben een vorm van huishoudelijk gebruik.
  19. Er zijn ten minste twee verschillende fruit- en bessen planten per 100 m² terrein.
  20. Het hele terrein wordt gebruikt voor de productie voedsel (groenten, fruit, noten)
  21. Alle bomen en struiken op het terrein dragen vruchten.
  22. Er zijn ten minste 50 regionaal inheemse planten in de tuin.
  23. Er is een biotoop voor waterinsecten op het terrein .
  24. Alle niet-verharde oppervlaktes op het terrein hebben een voldoende dikke bodemlaag en kwaliteit om het inrichten van een moestuin mogelijk te maken.
  25. Het terrein heeft verschillende tuinkamers.
  26. Het terrein is groen, maar er zijn geen gazons.
  27. De vegetatie op het terrein heeft een bepaalde kleur of vorm als thema.
  28. Een deel van het terrein wordt overgelaten aan natuurlijke successie (natuurlijke ontwikkeling zonder menselijke invloed).
  29. Afscheidingen worden als haag uitgevoerd met minimaal drie verschillende heesters.
  30. Afscheidingen worden als takkenril uitgevoerd.
  31. Het snoeihout blijft op het terrein.
  32. Halfverharding is in olivijn (CO2 bindend) uitgevoerd
  33. Alle oppervlaktes op het terrein zijn water doorlaatbaar
  34. Per 5 m² verharde oppervlakte is er 1 m² vijver.
  35. Al het hemelwater is van het riool afgekoppeld.
  36. Al het regenwater van de gebouwen en verharde oppervlaktes heeft een tweede gebruik.
  37. Grijswater wordt verwerkt op het terrein en hergebruikt.
  38. Het terrein bestaat voor minstens de helft uit water.
  39. Al het bio-afbreekbare afval van de huishoudens en de tuin wordt gecomposteerd.
  40. Enkel gerecyclede materialen worden op het terrein gebruikt.
  41. ‘s Nachts wordt het terrein slechts door het maanlicht verlicht (het binnenlicht schijnt niet naar buiten)
  42. Als er buitenverlichting moet zijn, kies verlichting die fauna zo min mogelijk verstoord.

(checklist van RVO )

 

Wanneer er bij de bouw aan 50% van de punten wordt voldaan dan mag de bebouwing natuurinclusief genoemd worden, aldus het KNNV .

Bron van de studie

De aangeraadde checklist van het KNNV is een afgeleidde van de GreenPoint checklist uit Zweden welke gebruikt werd ter ondersteuning van een experiment. In dit experiment werd er getracht om binnen de “Green Space Factor” een waarde van 0.5 te halen op basis van de bijbehorende formule (zie afbeelding)

De factoren die zijn toegewezen aan de verschillende oppervlaktetypes variëren van 1.0 voor vegetatie dat in contact staat met het grondwater (d.w.z. wanneer eronder geen ondergrondse parkeergarage is) en open water, tot 0.0 voor compleet afgesloten gebieden. hoge factoren worden ook toegewezen aan groene daken, grote bomen, en muurgebieden bedekt met klimplanten.

Doordat deze factoren niet de kwaliteit maar slechts de kwantiteit van de natuurinclusieve bouw bepalen is de GreenPoint list opgezet. Dit zijn 35 complementaire punten om te bemiddelen bij het natuurinclusief inrichten van een bebouwing (Dit zijn 7 punten minder dan de lijst van het KNNV). Tevens dienden betrokkenen van dit experiment slechts 10 van de 35 punten (28.5%) te kiezen t.o.v de 50% die de KNNV voorstelt.

De grafiek hierboven geeft de resultaten van het experiment weer en daaruit blijkt dat van de 17 projecten die meededen er 6 de norm van 0.5 GSF hebben gehaald. Inmiddels zijn we 8 jaar verder sinds het experiment en systeem waar de 42 punten van het KNNV op zijn gebasseerd en wordt er steeds sneller aan de weggetimmert wanneer het gaat om natuurinclusieve bouw.

 

In een vervolg artikel zetten we ieder punt van de checklist uiteen, zodat u onder andere weet welke punten er te combineren zijn en welke niet, hoe hier kosten mee bespaard kunnen worden op korte en lange termijn en hoe deze punten uitgevoerd dienen te worden.

Alvast meer weten over natuurinclusieve bouw en hoe wij kunnen bemiddelen bij uw project? Mail ons op info@vanmiddendorp.nl of bel 0318-565-121.

of lees deze artikelen en papers

Green Space Factor – GRaBS

Natuurinclusief Bouwen – RVO

KNNV lijst Natuurlijk Bouwen – KNNV